Ain’t No Mountain High Enough *

 

door Pieter Vermeulen

 

Ergens midden in de woestijn sneeuwt het binnen. Witte vlokjes dwarrelen er onophoudelijk neer, 24 uur per dag, zeven dagen per week. De sneeuw is echt – ‘authentiek’ – de inrichting iets minder. De kamer heeft iets weg van een omgekeerde sauna, een hyperreëel wintertafereel dat je even moeiteloos binnenstapt als dat je een douche neemt. De temperatuur schommelt tussen de 18 en 15 graden onder nul – een pretperkje van zo’n twaalf vierkante meter dat bij je thuis wordt geïnstalleerd voor een minimumprijs van 100.000 euro. Het betreffende bedrijf in Dubai, Desert Snow, is in 2012 gestart met de productie van artificiële sneeuw voor filmsets en fotoshoots, en heeft intussen de weg gevonden naar the real thing. Vanuit hun snow factory – een grote container – wordt het witte koopwaar verscheept naar themafeesten en andere events. Onder sjeiks is de snow room inmiddels uitgegroeid tot een statussymbool waarvan ze het exclusieve bezit (voorlopig) enkel met de chicste cruiseschepen en hotels ter wereld moeten delen. Waarom nog exotische reizen maken als je de winterpret zelf in huis kan halen?

 

Entertainment is big in Dubai, met resorts, clubs, attracties, kamelenraces, golfbanen en pretparken: verstrooiing verzekerd. Men kan er alles doen om aan niets te moeten denken. De stad is een haast bodemloos vat van ervaringen en kicks, van skydives tot safari’s – een kapitalistische cocktail die spel en illusie vermengt om de leegte te verdrinken. Binnen de muren geldt de niets ontziende imperatief van het genot cum schadebeginsel: geniet zolang het niet schaadt. Slechts weinig vrij, die vrijetijdsindustrie. Burgerrechten worden er verruild voor amusement en kritische stemmen in de kiem gesmoord. Brave new world.

 Onechtheid in Dubai is in eerste plaats een techniek, een doortrapte truc om alles echt te laten lijken. Zo profileert de Souk Madinat Jumeirah zich als een ‘authentieke reproductie van een oude marktplaats in typisch Midden-Oosterse ambiance en stijl’. Wie flaneert langs de Venetiaans aandoende waterwegen, Iraanse windtorens, eet- en kruidenstalletjes en het aangrenzend hotel waant zich in een potsierlijk filmdecor of oriëntaals Center Parcs. Dit soort architectuur is louter en alleen gebouwd om de sfeer op te snuiven, de winkeltassen vol te laden en tussendoor enkele kiekjes te maken van de o zo pittoreske scenerie. De Souk wordt daarmee het simulacrum van een publieke ruimte, de pastiche van een agora met het aura van een shopping mall. Consumptie is er key, en cultuur wordt herleid tot onschadelijke lifestyle. Veiligheidsdiensten en -camera’s staan op elke hoek, om de normale gang van zaken te verzekeren.

 

In haar citymarketing maakt Dubai gretig gebruik van haar epitheton, The City of Gold. Sinds de jaren 1960 geldt de stad als een belangrijke draaischijf voor de wereldwijde handel in goud, die nog steeds een groot deel van de economie uitmaakt. Ook de horeca speelt maar al te graag in op het blingbling-imago, in een poging om kapitaalkrachtige klanten steeds luxueuzere producten aan te bieden. Zo zette een grillrestaurant recent nog een nieuwe schotel op de kaart: een gemarineerde zeebaars gehuld in 23-karaat goud. Niet dat het iets met de smaak zou doen, maar gewoon – omdat het kan. Net zoals de hoogste toren ter wereld (de Burj Kalifa), de tweede grootste shopping mall, de grootste fotolijst ter wereld (Dubai Frame), de grootste dansende fontein of het eerste indoor skiresort in het Midden-Oosten. Dubai lijkt te gedijen op de overtreffende trap, op megalomane stunts en excessen, die tegelijk uitblinken in smakeloos- en inspiratieloosheid. Veel verbeelding is er niet voor nodig – eerder veel verveling.

 

Dubai Global Village prijst zich aan als het grootste project voor toerisme, entertainment, shopping en vrijetijdsbesteding ter wereld. Zo’n 90 landen hebben een eigen paviljoen in het park, met bekende monumenten op schaal – van het Colosseum tot de Taj Mahal. Global Village vat bezienswaardigheden wereldwijd samen in een geografische notendop, en schotelt ze voor aan de bezoeker als hapklare ervaringen. In dezelfde lijn ligt Falconcity of Wonders, een gated community vastgoedproject geïnitieerd in 2005, waar luxevilla’s, supermarkten, moskeeën, kuuroorden en sportcentra gecombineerd worden met reconstructies als de Falcon Elysées, Town of Venice en de Dubai Great Wall. In vogelperspectief neemt de site de vorm aan van een immense valk, het embleem van de Verenigde Arabische Emiraten. Binnen dit soort omgevingen fungeren de architecturale reproducties niet zozeer als teasers voor een bezoek aan de eigenlijke bestemmingen, dan wel als ersatz om de toeristische Wanderlust te stillen. Vast niet toevallig dat de Wereldtentoonstelling op de agenda staat voor 2020.

 

Van Global Village naar Global City

 

Dubai is wat sociologe Saskia Sassen omschrijft als een global city, een plek waar stedelijke besluitvorming, business, marketing, infrastructuur en zo meer grotendeels afhankelijk zijn van een wereldwijd politiek-economisch regime. Moeilijk voorstelbaar dat de stad tot ruim een halve eeuw geleden nog een tentenkamp was, met amper toegang tot stromend water en elektriciteit. Na de ontdekking van het zwarte goud heeft de economie plots een hoge vlucht genomen, en is het bevolkingsaantal geëxplodeerd. Het kapitalistisch gestel heeft zich in sneltempo ontwikkeld in de Golfregio, maar Dubai wist zijn economische portefeuille relatief vroeg te diversifiëren over andere sectoren als vastgoed, toerisme en horeca. Inmiddels is de emiraat uitgegroeid tot een onvermijdelijk knooppunt in een complex globaal netwerk van informatie, communicatie, mobiliteit en geldstromen. Een stad met meer drie miljoen inwoners en een majestueuze skyline die overhaast gebouwd is op woestijngrond, als een gigantische luchtspiegeling. En is dat niet net de ironie: de stad van waaruit de wereld een dorp lijkt, voelt nog eens de nood om de wereld opnieuw als een dorp te gaan bouwen. Of heeft men Marshall McLuhans woorden simpelweg te letterlijk genomen?

 

Dubai, de stad waar zo veel kan en tegelijk zo weinig mag. Nick Hannes is er een vijftal keer naar afgereisd, en wenst er niet onmiddellijk naar terug te keren. Hij houdt niet van wat hij er gezien heeft, en voelde zich maar weinig welkom. Een professionele camera wekt er algauw argwaan, wat natuurlijk zijn weerslag heeft op het fotografische proces. Spontaniteit is dun gezaaid in de stad. Voor elke beeldreportage moet Hannes een aanvraag indienen bij de bevoegde instanties. Dubai waakt even nauwlettend over zijn imago als een bedrijf over zijn handelsmerk, met de sjeik als CEO. Maar in de beperking toont zich de meester. Nick Hannes is op zijn best wanneer hij de hyperrealiteit van de wereldstad weet te ontwrichten via het verraderlijke, schijnbaar onooglijke detail. Wat voeg je als fotograaf tenslotte toe aan een stad die voortdurend reproducties maakt van zichzelf?

 

Nick Hannes kijkt door zijn lens als een visuele socioloog. Afzonderlijk hebben de foto’s hun documentaire merite, maar tezamen genomen groeit ‘Garden of Delight’ uit tot een sociopolitieke satire. Hannes deinst er niet voor terug om dat in de verf te zetten. De tentoonstelling (en bijhorende publicatie) is doorspekt met commerciële kreten van sjeiks, managers en consoorten, die als banners in de scenografie zijn verwerkt. Hun onvoorstelbare hypocrisie wordt gecounterd door fotografische knipogen zoals enkel Nick Hannes die kan maken. Veel van zijn beelden lijken daarom palimpsesten van culturele codes en ways of seeing – eenduidigheid is veraf.

 

De evacuatie en privatisering van de publieke ruimte, dat is wat de fotograaf hier tracht te belichten. De artificiële binnenruimte van beachclubs, shopping malls of geprivatiseerde stranden. Hannes verwijst zelf naar ‘De Capsulaire Beschaving’, een geweldig boek van filosoof en activist Lieven De Cauter. Zijn werk liegt er dan ook niet om, met de prominente aanwezigheid van afspanningen, muren en poorten. Dat is tenslotte wat het geluk van de happy few faciliteert, en door Hannes in beeld wordt gebracht als een verpletterende eenzaamheid. De mogelijkheid van een eiland dus, weliswaar ten koste van de levenskwaliteit van talloze gastarbeiders. Mannen uit Pakistan, India of Bangladesh die voor jaren aan een stuk niet naar hun families kunnen terugkeren en in barakken buiten de stad verblijven. Het naakte leven, zoals Giorgio Agamben het noemt. In het werk van Nick Hannes nemen ze opmerkelijk genoeg een marginale plaats in. Niet dat deze hedendaagse slavernij hem koud laat, integendeel. Zijn fotoreeks schrijft zich in in een subtiel spel van spiegeling dat de machtsmechanismen van uitsluiting en onderwerping soms meedogenloos durft te herhalen. Elk prestigeproject dat zich in de spotlights werpt, trekt de sociale ellende uit het urbane oog. Als observator weigert Hannes klaarblijkelijk om deze miserie fotografisch nog verder uit te buiten – enkel wie goed durft te kijken ziet de keerzijde van de medaille.

 

De Tuin der Lusten

 

Een capsule: mogelijk het meest geschikte woord om de ruimtelijke ervaring in Dubai te omschrijven. Of, in Foucaults woorden, een heterotopie. Het is alsof, zo schreef hij, ons beeld in de spiegel naar ons zou terugkijken: plaatsen die iets over onze menselijke conditie zeggen. Ze hebben een en ander gemeen met wat Marc Augé ‘non-places’ noemt. Plekken waar men in- en uitcheckt, en die met een handleiding komen van geboden, verboden en voorschriften. Ze worden bewoond door individuen die enkel geïdentificeerd worden bij het binnenkomen of buiten gaan. Klinkt dat vertrouwd?

 

Aan het einde van zijn betoog lijkt Foucault zijn heterotopie bij uitstek gevonden te hebben: het schip, ‘een drijvend stuk ruimte, een plek zonder plek, gesloten en tegelijk overgeleverd aan de oneindigheid van de zee’ (eigen vertaling, pv). Het zou een rake beschrijving kunnen zijn van een cruiseschip – dat monsterlijke zinnebeeld van luxe, decadentie en vervuiling – maar even goed van de ijsbergen die in steeds zorgwekkendere aantallen op onze planeet ronddobberen. Maar er is een opportuniteit in elke crisis. Zeker als het van Abdullah Al Shehi afhangt, die met het Iceberg Project tegen 2020 een enorme blok ijs van Antarctica naar de Emiraten wil laten slepen, als bron van drinkwater en toeristische attractie. Waar houdt het ooit op?

 

Twee jaar geleden zag ik eindelijk ‘De Tuin der Lusten’ van Jeroen Bosch, in het Museo del Prado in Madrid. De overzichtstentoonstelling van de 15de-eeuwse kunstenaar was een ware publiekstrekker, de drommen mensen waren niet te overzien. Het drieluik zelf was afgeschermd door een balustrade, en bezoekers vochten zich een weg om een glimp op te vangen van het omineuze meesterwerk − met hun smartphone in de aanslag. Weinigen leken te geven om de moraal van het verhaal. Eens ik me weer door de draaihekken naar buiten had gewurmd, hoorde ik iemand het volgende zeggen: “Europe is bankrupt. We have the history and that’s it. In the future, Europe will be like a dinosaur − that’s where we’re going.”

 

Ik kijk weemoedig naar een foto van een dinosauruspark dat Nick Hannes verweesd aantrof in de schaduw van een viaduct in Dubai, en vraag me af of dat de toekomst is die ons te wachten staat. Is onze geschiedenis het enige dat voor ons ligt, en wie zal dan het oude continent failliet verklaren? Zal er opnieuw een plotse crisis voor nodig zijn, of wordt het een langzame maar zekere dood? Besognes die misschien dystopisch klinken, maar wat Nick Hannes ons toont is verre van fictief. De opgespoten hoofden en eilanden, gekoelde stranden en onderwatervilla’s ten spijt: deze allegorische tuin der lusten, wie heeft ze niet al eens eerder betreden?

 

* Motown-nummer van Nickolas Ashford & Valerie Simpson, gebruikt als soundtrack voor de Dubai Fountain, in een cover van Vula Malinga.

 

(HART #188, 24 januari 2019)